WFR Times blauw0304
NTF, TRF en UITF

ORGANISATORISCHE -,  TECHNISCHE - en PRODUCTVERLIEZEN

1. CAPACITEITSBEREKENING
De capaciteit kan worden beschouwd vanuit het standpunt van man en/of machine om te bepalen wat de maximaal mogelijke productie kan zijn, of ze kan worden beschouwd vanuit het standpunt van de geplande productie om te bepalen hoeveel man- en/of machinecapaciteit nodig is. In het laaste geval wordt gesproken van bezetting. We kennen de volgende begrippen:
  -  Beschikbare capaciteit.
  -  Economisch beschikbare capaciteit.
  -  Normale bezetting.
  -  Verwachte bezetting (Vraaguren)

1.1 Beschikbare capaciteit man/machine, BC
Startpunt van de capaciteitsberekening is de bepaling van de beschikbare capaciteit per productiefactor: machinecapaciteit, mancapaciteit en capaciteit van de man-machine groep.

Beschikbare capaciteit per machine(groep)
De beschikbare capaciteit per machine(groep) wordt per jaar berekend vanuit het bruto aantal uren. Hieronder verstaat men 52 x de wekelijkse arbeidstijd. De wekelijkse arbeidstijd is afhankelijk van plaatselijke regelingen en van het al dan niet werken in ploegen. Bij het vaststellen van het aantal ploegen zal men in de eerste plaats uitgaan van die organisatie van het werk, welke uit oogpunt van rentabiliteit het meest wenselijk is. Daarnaast zal men bij de bepaling van de wekelijkse arbeidstijd rekening moeten houden met andere invloedsfactoren, zoals de ter plaatse geldende arbeidsvoorschriften.
De beschikbare capaciteit per machine(groep) verkrijgt men door  de bruto uren te verminderen met de stilstanduren, in zoverre deze het gevolg zijn van collectieve vakanties en feestdagen en gepland groot onderhoud of renovatie. Voorbeeld van een berekening van de beschikbare capaciteit van een machine(groep) in dagdienst is:

Omschrijving

Machine-uren

Bruto uren per jaar (theoretische capaciteit), 52 weken à 40 uren
-  Collectieve vakantie, feestdagen en roostervrije dagen
-  Gepland groot onderhoud (voor zover het groot onderhoud niet
   kan plaatsvinden gedurende de collectieve vakantieperiode)

 2080
 -184
 -146

Beschikbare uren per machine per jaar

 1750

Beschikbare mancapaciteit
De beschikbare capaciteit in uren per man wordt evenzo berekend als hierboven vanuit de bruto uren per jaar. Dat is de plaatselijk gecontracteerde wekelijkse arbeidstijd vermenigvuldigd met 52. Voorbeeld: (West-Europees)

 

Man-uren/ploeg

Omschrijving

Dagdienst

2-ploegendienst

Bruto uren/jaar (theoretische cap.), 52 x 40 cq 38,5
Collectieve vakanties en feestdagen
Collectieve roostervrije dagen
Individuele vakantie
Individuele roostervrije dagen
Betaald verlet
Onbetaald verlet
Ziekte
Overige oorzaken

 2080
 -120
  -40
  -60
  -60
  -10
  -10
 -120
  -10

 2000
 -115
 -39
 -58
 -58
 -10
 -10
 -120
  -15

Beschikbare uren per man per ploeg per jaar

 1650

 1575


Nota Bene.

Een man heeft minder urencapaciteit dan een machine! Bij een mmc van 1:1 is toch meer dan 1 man vereist bij volledige benutting van de machine. (mmc = man-machine combinatie)




1.2 De economisch beschikbare capaciteit, EBC
Overeenkomstig de bepaling van de capaciteit in een machinegroep waarbij de machine met de laagste capaciteit (knelpuntfactor) bepalend is voor de capaciteit van de hele groep, moeten we ook in de organisatie de knelpuntfactor zoeken die bepalend is voor de capaciteit van de hele organisatie. De afdeling (c.q. productiefactor) met de laagste capaciteit, bepaalt de capaciteit van de totale organisatie. We noemen deze capaciteit de Economisch Beschikbare Capaciteit. Om de economisch beschikbare capaciteit te kunnen berekenen moeten we de beschikbare capaciteit in uren voor de verschillende capaciteitsgroepen herleiden tot de beschikbare capaciteit in aantal producten. Alleen dan zijn we in staat deze groepen qua capaciteit met elkaar te vergelijken. De economisch beschikbare capaciteit drukken we dan ook uit in aantal te produceren producten.
Om de beschikbare capaciteit in uren van de verschillende capaciteitsgroepen om te kunnen rekenen in aantal te produceren goede producten moeten we de beschikking hebben over de volgende gegevens:

 1.

 2.
 3
 4.

Onbelemmerde prestatie in minuten die men nodig heeft voor de bewerking van een bepaalde hoeveelheid producten: de taakstelling, TS (= TT x Div x TF).
Organisatorische belemmeringen, uitgedrukt in de Normaal Toeslag Factor, NTF.
Technische belemmeringen, uitgedrukt in de Technische Rendement Factor, TRF.
Uitval, uitgedrukt in de uitvalfactor, UITF.







Deze factoren bepalen gezamenlijk de totale (gemiddelde cq modus) tijd, die nodig is om een goed product te produceren.

1.3 De normale bezetting, NB
De economische beschikbare capaciteit vormt de bovengrens voor het vaststellen van de normale bezetting. In de meeste gevallen zullen zij niet samenvallen, omdat het volledig benutten van de economisch beschikbare capaciteit meestal (praktisch) niet realiseerbaar is. Het vaststellen van de NB is een beleids aangelegenheid. Om de benodigde tijd per goed product te bepalen maken we een onderscheid tussen:
  -  Manuele arbeid, en
  -  Man/machine combinaties.
     De man/machine combinaties delen we vervolgens weer op in drie verschillende categorieën:
     - Alleen de man bepaalt de output.
     - Alleen de machine bepaalt de output.
     - Man en machine bepalen samen de output.

De NB is de beschikbare capaciteit waarin mens, organisatie en machine de goede en foute producten maken. Dit heet de onbelemmerde prestatie capaciteit welke wordt gesteld op 100%.

2. ORGANISATORISCHE BELEMMERINGEN EN DE NORMAAL TOESLAG FACTOR, NTF
De organisatorische factoren welke de man en/of machine verhinderen om een optimale prestatie te leveren zijn ondermeer:
  •  Tempoverlies: personeel dat niet op tempo is vanwege inleren of aanlopen, 0-uren contracten, e.d.
  •  Wachten vanwege gebrek aan materiaal, materiaaltekort, late aankomst, e.d.
  •  Niet doorbelaste proeven: het nemen van proeven welke niet worden doorbelast d.w.z. niet berekend tot de prestatie
  •  Werken zonder opgegeven taaktijd of taakstelling
  •  Opleiden en trainen van personeel (instructie geven en ontvangen)
  •  Groepswerkoverleg (GWO) en ander overleg
  •  Administratie en registratie
  •  Poetsen
  •  Omstellen van de werkplek, e.d.
Na de vaststelling van deze factoren, moeten we een inschatting maken van het capaciteitsverlies in % ten opzichte van de onbelemmerde prestatie capaciteit. De verliesuren door organisatorische belemmeringen zijn in tegenstelling tot bijv. collectieve vakantiedagen duidelijk binnen de scope van een productie-afdeling te beïnvloeden. Daarom drukken wij de organisatorische belemmeringen uit in een toeslagfactor op de onbelemmerde prestatie in minuten. Deze toeslagfactor noemen we de normaaltoeslagfactor, NTF. Stel dat het geschatte capaciteitsverlies tengevolge van organisatorische belemmeringen 10% is, dan is de NTF = 100 / ( 100 - 10) = 100/90 = 1,111.

3. TECHNISCHE BELEMMERINGEN EN DE TECHNISCHE RENDEMENTS FACTOR, TRF
Onder het technische rendement (machine rendement) verstaan we een aantal belemmerende factoren welke liggen opgesloten in het machine-concept, en welke een nadelige invloed hebben op de output van die machine(groep). Als belemmerende factoren kunnen we onderscheiden:
  •  Niet voorziene reparaties en onderhoud (repareren, storingen verhelpen)
  •  Bijstellen, afstellen
  •  Stilstanden (storingen) welke door de machinebediener worden verholpen
  •  Interferentiewachttijden. Deze wachttijden komen voor indien de man meer machines bedient en zijn aanwezigheid bij
     meer dan één machine tegelijkertijd is vereist
  •  Gemiste posities van de machine (bv. bij een carrousel)
  •  Volwerken en/of leegwerken van de machine
  •  Opwarmen en/of afkoelen van de machine
  •  Opstarten en/of afremmen/stoppen van de machine
  •  Poetsen
  •  Omstellen van de machine, e.d.
Na de vaststelling van deze factoren, moeten we een inschatting maken van het capaciteitsverlies in % eveneens ten opzichte van de onbelemmerde prestatie capaciteit. De gezamenlijke invloed van deze factoren wordt uitgedrukt in het Machine Rendement. Deze technische belemmeringen komen dus nog eens boven op de organisatorische belemmeringen, zodat de beschikbare capaciteit om te produceren nog minder wordt.
Stel het percentage organisatorische belemmeringen is 10%, en het machinerendement is 90% (ofwel het percentage technische belemme-ringen is 10%). Dan is de technische rendementsfactor:  TRF = (100 - 10 (organ.bel.)) / (90 - 10 (techn.bel.)) = 90/80 = 1,125.

Het totaalrendement op de beschikbare capaciteit in uren, kan men dus berekenen als NTF x TRF of 100/(100-10) x 90/(90-10) = 100/80 = 1,25. De onbelemmerde prestatie is 100% en het totaal aan belemmeringen is 20%; de belemmerde prestatie is dus 80% van de onbelemmerde prestatie.

Nota Bene

Bij een man/machinecombinatie geldt: als de man stil staat staat de machine stil (niet productief) en omgekeerd. Dit hoeft niet altijd waar te zijn!




4. GOEDE PRODUCTEN, UITVAL EN UITVALFACTOR
Om een juiste analyse van de uitval te bevorderen is het belangrijk de uitval evenals de organisatorische- en technische belemmeringen afzonderlijk te tonen. Het uitvalcijfer wordt gewoonlijk uitgedrukt in een percentage van de bruto hoeveelheid verwerkt materiaal of van het bruto aantal geproduceerde producten. De uitvalfactor wordt meestal in de fabriek gebruikt om na vermenigvuldiging met het aantal goede producten de bruto hoeveelheid te berekenen. De uitvalfactor berekent men dan als volgt:
Stel: uitval x1 = 10% (van totale aantal producten), dan is de uitvalfactor:  UITF = 100 / (100 - 10) = 100/90 = 1,11.
Totaal geproduceerd: 111 stuks = 100 goede + 11 foute.

Soms wordt de uitval gegeven als percentage van het totaal aantal goede producten bv in de commerciële sector, dan berekent men de factor als volgt:
Stel: uitval x2 = 11% (van aantal goede producten), dan is de uitvalfactor:  UITF = (100 + 11) / 100  = 111/100 = 1,11.
Totaal verkocht: 111 stuks = 100 goede + 11 foute.

Soms wordt de uitval gegeven als percentage capaciteitverlies of verliesuren van de totale tijd per dag bv op directieniveau, dan berekent men de factor als volgt:
Stel: NTF=11%, TRF=9% en uitval x3 = 8% (van beschikbare tijd), dan is de uitvalfactor:  UITF = (100 - (11+9)) / (80 - 8) = 80/72 = 1,11.
Voorbeeld:
Stel: BC = 480 min/dag, dan 480 / (100/80) = 384 min. werken in taakstelling, bestaande uit 345,6 min. voor goede prod’n en 38,4 min voor foute prod’n.
Stel: TS = 3,456 min./stuk dan
Totale capaciteit: 111 stuks = 100 goede en 11 foute.

Men dient goed te weten wat met uitval wordt bedoeld: percentage van totale productie, van goede productie of van beschikbare tijd. Een correcte berekening van uitvalpercentage kan drie verschillende percentages opleveren doch slechts één uitvalfactor.
Vragen:
- Hanteert de opslag & distributie manager dezelfde definitie van uitval als de productie manager?
- Wordt de uitval en uitvalfactor en hun berekening in de kostprijscalculatie op de kalkulatieafdeling wel gecontroleerd?

Nota Bene

Een belangrijke belemmering die het management, al dan niet tijdelijk, wil volgen, bv. omstellen, kan als een aparte belemmering worden gedefinieerd. Voorbeeld: NTF, TRF, OMSF, UITF.
Zie ook WS Tip 104






5. VERWACHTE BEZETTING, VB
Hieronder wordt verstaan de capaciteit die men nodig heeft om de verwachte en geplande productie in aantallen te maken. Dit kan alsvolgt worden berekend: Stel: N = aantal te maken prod’n en TS is in min/100 st, dan is VB = N x TS x NTF x TRF x UITF x 100/60 uren.
In normale gevallen is VB kleiner of ten hoogste gelijk aan NB, en kan men dus de geplande aantallen maken. En hieruit is dan weer het aantal medewerkers en machines te berekenen.

Terug

[Work-Factor Raad] [WF en Mento-Factor] [WF en Management] [Praktisch - Tips] [Tempo rating] [WF Inleren] [WF Nieuws] [WF Producten & Mat.] [WF Licenties, Rechten] [WF FAQ's] [WF en Bewegingsanalyse] [WF Historie] [WF Opbouw] [WF Systemen] [Referenties en TM's] [WFGD, Links en Contacten]