|
|
Tempo (of Prestatie of Performance) waardering
Waarom? Stel dat een montage handmatig gebeurt en dat de aantallen zo groot zijn dat meerdere mensen continu deze activiteit uitvoeren. Tijdens directe waarneming op de werkplek met een stophorloge zal men verschillen in tijd zien, per montage en ook per persoon. Afhankelijk van de ervaring en de inspanning die wordt geleverd zullen de tijden fluctueren. Om echter een waardering, een dagplanning, een werkverdeling, een capaciteitsplanning, een kostprijsberekening of een goede norm mogelijk te maken is er behoefte aan een “gemiddelde” tijd, die normatief is: dat wil zeggen, een tijd die onder normale omstandigheden een ervaren medewerker met een goede inspanning werkend nodig heeft om een bepaalde taak uit te voeren, de taaktijd.
Begrippen Onder deze taaktijd (TT) of basistijd (BT) verstaat men de tijd in seconden (of centiminuten), die nodig is voor de uitvoering van de taak cq opdracht, wanneer de benodigde handelingen worden uitgevoerd met het taaktempo of norm(aal)tempo, alle toeslagen buiten beschouwing latende.
De benodigde handelingen of bewegingen voor de uitvoering van een taak zijn de in werkelijkheid uitgevoerde handelingen of bewegingen minus de overbodige handelingen of bewegingen.
Tempo is de resultante van de snelheid en het nuttig effect van de bewegingen waarmee de handelingen worden uitgevoerd, uitgedrukt in een getal, dat omgekeerd evenredig is met de werkelijke bewerkingstijd: Tempo = snelheid x nuttig effect.
Snelheid en nuttig effect zijn beiden weer afhankelijk van de vaardigheid, deskundigheid, mentale vitaliteit en motivatie van de werker. Het nuttig effect is ook afhankelijk van de geleverde input (arbeid van de monteur) en de verkregen output (kwaliteit). Enkele van deze grootheden zijn bovendien nog afhankelijk van de omstandigheden waaronder gewerkt dient te worden en het gereedschap waarmee gewerkt moet worden. Om het tempo vast te stellen moeten al deze grootheden worden beschouwd en gewaardeerd. Het zal duidelijk zijn dat het zeer moeilijk is om dit juist, correct en betrouwbaar uit te voeren. (Zie ook WS Tip 8, 9 en 10) Het vaststellen of schatten van het tempo gebeurt tijdens het meten van de tijd met een stophorloge of andere opnamemiddelen.
Elke organisatie en fabriek moet, á priori, vaststellen wat het standaard tempo zal zijn waarop er gewerkt dient te worden. Dit wordt aangegeven bijvoorbeeld met het cijfer 80 op de Bedaux schaal (of met 100 op de BSI schaal of met 133 op de ASME schaal of % schaal). Het taaktempo wordt nu (meestal) gelijkgesteld met het standaard tempo, zijnde het tempo dat overeenstemt met de werkvaardigheid van een gemiddelde, geoefende en gemotiveerde werknemer, die met een goede inspanning werkend, onder normale (goede) omstandigheden, de taak volgens de gestelde kwaliteitseisen kan uitvoeren.
Hieronder ziet men in één tabel de 3 algemeen erkende internationale temposchalen samen met een vooral in Duitsland veel gebruikte schaal en een bekende Nederlandse schaal, waarop het standaard tempo en geschat werkelijk tempo kan worden aangegeven, met een korte karakteristieke beschrijving. In de rechter kolom vindt men een (theoretische) indicatie van het tempo (voornamelijk snelheid) voor de korte afstand (enkele passen) en de langere afstand (een tiental tot honderdtal meters).
|
|
Bedaux schaal (Bdx)
|
British Standard Institute schaal (BSI)
|
American Society for Mechanical Engineers (%) schaal
|
REichsaus- schuss Für Arbeitszeit- ermittlung (REFA)
|
Raadgevend Bureau Berenschot schaal (RBB)
|
Omschrijving van het tempo of prestatie
|
Overeenkomstige loopsnelheid in km/uur cq (mijlen/uur)
|
60 - 80
|
75 - 100
|
100 - 133
|
85-115
|
83 - 110
|
|
lang kort
|
40
60
80
100
120
__________ 70 73
|
50
75
100
125
150
___________ 88 91
|
67
100
133
167
200
___________ 117 121
|
57
85
114
142
170
_________ 100
|
55
83
110
138
165
__________
100
|
Zeer traag; onhandige en aarzelende bewegingen; de werker schijnt te slapen en heeft geen interesse voor zijn werk.
Afgemeten, zonder overhaasting, werkt zonder interesse, met gepast toezicht; lijkt eerder traag, doch geen bewuste tijdverspilling tijdens de waarneming.
Vlugge en precieze bewegingen bij gemiddelde werker na opleiding; met interesse; aan de voorgeschreven normen voor kwaliteit en nauwkeurigheid wordt zonder aarzelen voldaan.
Zeer vlug; werker werkt zeker, de samenhang tussen zijn bewegingen is veel beter dan bij een opgeleide middelmatige werker.
Uitzonderlijk vlug, tempo vergt een zeer intense inspanning en concentratie en kan niet gedurende lange tijd worden volgehouden; “acrobatische” presentatie die slechts door enkele uitzonderlijke werkers verrricht kan worden.
|
3,2 2,9 (2.0) (1.8)
4,8 4,4 (3.0) (2.7)
6,4 5,8 (4.0) (3.6)
8,0 7,3 (5.0) (4.6)
9,6 8,7 (6.0) (5.5)
|
Bdx
|
BSI
|
ASME - %
|
REFA
|
RBB
|
|
Barnes
|
|
|
|
Twee andere min of meer bekende temposchalen voor tijdstudie waren indertijd die van Raadgevend Efficiency Bureau Bosboom en Hegener NV, REB, en die van Adviesbureau voor Bedrijfsorganisatie Dr.Ir. M.G. Ydo, YDO. Deze twee temposchalen zijn vergelijkbaar met die van RBB. Evenals bij RBB werden ook deze taaktijden uitgegeven op het niveau van 100% prestatie, vergelijkbaar met T72 Bdx. De onvermoeide prestatie van 100% werd bij RBB ook wel P10 genoemd.
In het algemeen, kennen we het taaktempo (80 Bdx) niet waarmee een bepaald werk uitgevoerd moet worden. Als referentie voor het taaktempo kennen we slechts voorbeelden:
=
=
=
|
Het ronddelen van 52 speelkaarten in 23,4 seconden (kaartdek in LH, bovenste kaart schuiven met duim en vinger, RH neemt kaart en werpt die op stapel op de hoek van een ruit van ca 1 voet met tolerantie van ca 5 cm; kaarten blind in 4 afzonderlijke stapels). Het monteren van 30 pennen (aan 1 kant afgerond, in hoop) 2-handig in 30 gaten (5 rijen van 6 gaten, bak met pennen boven plaat met gaten) in 18,5 seconden. Het onbelast lopen op een verharde effen weg met een snelheid van 6,4 km per uur (volgens Barnes: 4 mijl in 1 uur) voor een geoefende loper over een langere afstand; ~5,8 km per uur over een zeer korte afstand. Dit geldt voor een gemiddelde man van de US en Europa, dus US/EU vrouw: 1 pas = 2,2 voet = 67 cm; paslengte = lengte van vrouw x 0,413, en US/EU man : 1 pas = 2,5 voet = 76 cm; paslengte = lengte van man x 0,415.
|
|
Tempo schatten Aan de hand van tempo-schat films wordt het gevoel voor tempo bijgebracht en wordt aangegeven waarop gelet dient te worden. Goed temposchatten zal in de praktijk moeten worden geleerd met veel voorbeelden. Het schatten van het tempo van een bewerking vraagt daarom veel oefening en ervaring om dit met een redelijke zekerheid en nauwkeurigheid te kunnen doen. In een Work-Factor omgeving wordt veelal een gevoel voor het normtempo Bdx 80 (100 BSI of 133 ASME) bijgebracht, terwijl in een MTM omgeving veeleer het gevoel voor een normtempo 75 BSI (Bdx 60 of 100 ASME) wordt bijgebracht. Het temposchatten is een subjectieve meningsvorming over de vertoonde intensiteit van werken. Het blijft tenslotte altijd "schatten" en hoewel dit met veel training en grote aandacht een aanvaardbare graad van betrouwbaarheid heeft gekregen, moet niets ongedaan blijven om deze betrouwbaarheid zo hoog mogelijk op te voeren.
Met behulp van analyses met een systeem van vooraf bepaalde tijden, SvT, zoals Ready Work-Factor en Versneld Work-Factor, kan men zichzelf bekwamen in het schatten van werktempo’s. De “select time” van RWF en VWF komt namelijk overeen met een tempo van Bdx 75 (94 BSI of 125 ASME).
Hieronder vindt men een tabel waarin de “intrinsieke tempo’s“ van verschillende SvT’s zijn weergegeven refererend naar internationaal erkende tempo schalen. Let wel: Work-Factor en MTM zijn geen temposchalen.
|
|
Schaal
Systeem
|
Bedaux- of 60-80 schaal
|
BSI- of 75-100 schaal
|
ASME- of %-schaal 100-133
|
REFA- schaal
|
RBB- schaal
|
Niveau
|
Work-Factor
|
MTM (Westinghouse 100-120 schaal)
|
. tempo
----------------- DWF, MF RWF, MF-C VWF, MF-C BWF
MTM-1 TMC II MTM-2 MTM-3 UAS MEK MOST *) BAT MODAPTS
|
100 80 70 60 -------------- 78 75 75 72 (69) 66 65 63 60 < 60 < 60 Vergelijkbaar
|
125 100 87 75 ------------- 98 94 94 90 (86) 83 81 79 75 < 75 < 75 met MEK ?
|
167 133 117 100 -------------- 130 125 125 120 (115) 111 108 105 100 < 100 < 100
|
143 115 100 86 ------------ 112 108 108 103 (100) 95 93 91 86 < 86 < 86
|
139 111 97 83 ----------- 108 104 104 100 (97) 92 90 88 83 < 83 < 83
|
Maximum Optimum/Norm of standaard Basistempo ---------------------
|
128 103
77 ------------ 100 96 96 92 (88) 85 85 84 81 < 77 < 77
|
151 120
90 ------------ 117 113 113 108 (104) 100 98 95 90 < 90 < 90
|
|
|
|
*) MOST Er werden in 1986 in Engeland en Nederland testen uitgevoerd met de volgende opzet: het intrinsieke tempo van MOST werd gesteld op 66 Bdx terwijl dat van RWF en VWF 75 Bdx is. Vele analyses van handelingen (General Move, Controlled Move en Tool Use) werden uitgevoerd en berekend op Normaal Seconden 60 Bdx en met elkaar vergeleken. Steeds bleek dat de normaaltijden van MOST hoger lagen dat die van VWF en RWF. Dus, het intrinsieke tempo van MOST moet lager liggen dan 66 Bdx (welllicht lager zelfs dan 60 Bdx).
Voor de 3 internationale tempo-schalen is in zwart het maximale tempo van de desbetreffende schaal aangegeven, is in groen het optimale tempo of standaardtempo (of normtempo) aangegeven en is in rood is het minimale tempo of basistempo (of normtempo) aangegeven. Voor de P(E)MT-systemen zelf is in blauw voor het betreffende systeem het internationaal vastgestelde tempo aangegeven op de internationale schaal. Eigenlijk kent BSI geen basistempo enkel het standaardtempo 100. Voor de REFA en RBB schalen is met groen (100) het normtempo van de betreffende schaal aangegeven. Voor het Work-Factor en MTM systeem is met groen (100) het intrinsieke tempo van het betreffende basissysteem aangegeven. N.B. Men dient te beseffen wat met normtempo wordt bedoeld.
Opleiding Historie tot ~1960: Een nieuwe medewerker wordt door de afdeling “Opleiding en Training” voorbereid en opgeleid zijn taak te doen tot het minimale werktempo of basistempo Bdx 60, (het oude norm(aal)tempo). Dit basistempo, Bdx 60, was het tempo waarop een welwillende enigzins ingeleerde/geïnstrueerde werker zijn basisloon kon verdienen via stukloon. Vanaf Bdx 60 is het de verantwoordelijkheid van de fabriek (en de man) om zo snel mogelijk via (functionele) training op het taaktempo of standaardtempo Bdx 80 te geraken en daardoor zijn standaard loon te verdienen. Werken boven Bdx 80 betekende een oververdienste en eventueel een bijdrage in de algemene “ziekenkas”. Tempo Bdx 80 geeft namenlijk de gunstigste verhouding tussen inspanning en de daarmee bereikte snelheid én geeft de optimale doelmatigheid van de bewegingen met in achtneming van de veiligheid en de kwaliteitsnormen. Het taaktempo of normtempo van een fabriek of organisatie wordt veelal op het standaard tempo gezet. Tegenwoordig werken vele fabrieken met een cao waardoor het bedrijf de plicht heeft te betalen voor werken op standaard tempo en de werknemer de plicht heeft zo snel mogelijk te leren werken op standaard tempo.
Normaaltijden versus Work-Factor tijden Het Bedaux 60B systeem, het Lowry-Maynard-Stegemerten (LMS) systeem, “MTM” en vele andere (afgeleide) systemen zijn gebaseerd op tijden die worden aangeduid als “dagelijks”, “basis” of “normaal”. Echter, de tijden in de Work-Factor tabellen worden aangeduid met “Work-Factor Tijden”. Een probleem van het werken met een MTM systeem of een LMS systeem kan zijn, dat de “select time” van een MTM systeem, per definitie, gelijk wordt gesteld met een normaaltijd (100%) en o.a. door het IMD wordt gelijk gesteld aan de standaardtijd. Sic non! Een beschrijving van die normaaltijd of gemiddelde tijd werd in november 1943 gegeven door Harold B. Maynard in een artikel getiteld “Average Performance - What is it?” gepresenteerd tijdens de Time and Motion Study Clinic in Chicago voor de Industrial Management Society, die luidt als volgt “It was to be the effort given by the Conscientious Dayworker when he was working. It was to be a pace which appears somewhat slow when observed and which could be accelerated without too much difficulty under the encouragement of a wage incentive system”. “With regard to skill, the operator considered as giving an average performance was to be one qualified for the job who had been at the work long enough to do it without undue hesitation, planning, or errors. He was not expected to be noticeably good at doing the job. At the same time, he was not expected to be noticeably poor.” Dit komt heel goed overeen met wat bij Tijdstudie onder Average Performance (Production) Level, APL, wordt verstaan.
Internationaal wordt echter algemeen aangenomen dat het intrinsieke tempo (select time) van MTM-1 op de BSI schaal zich bevindt tussen BSI 75 en BSI 83, waarbij voor het gemak (en om aan de discussies een eind te maken) vaak BSI 83 wordt aangehouden (of 65 Bdx of ASME 110 of 110%). In navolging van Work-Factor zijn de overige MTM systemen ingeschaald t.o.v. MTM-1 (voor MEK en MOST ligt dat nog lastiger/lager). Met de weinige informatie die bekend is van en over BAT, LCW en MODAPTS wordt het tempo van deze systemen ook ingeschat als vergelijkbaar met dat van MOST. Met de weinige informatie die bekend is van en over REFA is een poging tot het opstellen van een REFA schaal gedaan. Zie ook de pagina onder WFGD.
De Work-Factor Select Time is gedefinieerd als de tijd nodig voor de “Average Experienced Operator, working with good skill and good effort (commensurate with physical and mental well-being) under standard working conditions to perform one work cycle, or operation, or one unit or piece, according to prescribed and specified quality. Incentive factors, if used, are determined by area wage conditions and policy formes within the organization concerned”. Een gemotiveerde werker dus. Dit komt heel goed overeen met wat bij Tijdstudie onder Maximum Performance (Production) Level, MPL, wordt verstaan. Verder is bekend: “Work-Factor Select Time is not comparable with times referred to as normal, daywork performance, sixty-minute-hour performance, or other terms used to indicate the work pace expected of the average worker who performs without incentive or at a level of productivity commen-surate with ‘base rate’ output”. en “The times for manual movements or thought processes established by Work-Fcator Times are not comparable to the maximum, or possible speed which can be obtained by humans. Emergency reactions such as in the application of automobile foot brakes, striking in self-defence, or other sudden, mental actions, represent a special study not contemplated in the data. The term “Work-Factor Time” replaces or equals the term “Work-Factor Select Time”.
Tijdstudie stelt, door gebruik te maken van een aantal technieken, de tijd vast waarin - een goed geoefende en getrainde - medewerker (gemotiveerd), die - volledig geschikt is voor zijn taak, - het betreffende werk, volgens - vastgestelde werkmethode, - onder goede omstandigheden werkend, en met - goed en juist gereedschap, kan uitvoeren.
Dit is gedefinieerd als werken op standaard tempo Bedaux 80 of 100 BSI of 133 ASME of 133%.
N.B. Omgekeerd geldt het ook: indien niet voldaan kan worden aan bovengenoemde eisen (betreffende training, motivatie, geschiktheid, omschreven werk en juiste methode, goede omstandigheiden en goed gereedschap), kan de medewerker ook niet werken op T 80 Bdx en zal zijn tempo drastisch afnemen.
Hieronder wordt een visuele interpretatie gegeven van het aspect “snelheid” van de notie tempo.
|
|